Periode 1800 – 1900 Klein Wolfhezen

Volgens de auteur E.J. Demoed is het van nà 1815 dat boerderij Laag Wolfheze weer wordt genoemd. “De woning, zowel als de schaapskooi noordelijk daarvan, langs de voormalige Utrechtseweg, komen beiden voor op een kaart van 1818. Noordelijk van deze boerderij werd in de heidegrond bouwland aangemaakt, welk bouwland echter omstreeks de eeuwwisseling (19-20e eeuw) weer geheel als ‘driestland’ (arme grond met pollen en heide) overwoekerd is geworden. Merkwaardig is in dit verband ook, dat nog in 1890 te noordoosten van de woning een bosje van vrij, grove, zware dennen gelegen was dat ‘De Oude Hof’ heette. Nemen we hof in de betekenis van moestuin, dan kunnen we aannemen, dat toen reeds meer dan 25 jaar geleden (medio 1865) die bouwgrond is teniet gegaan”.[1] Het lijkt er dan ook op dat Laag Wolfheze haar boerderijfunctie medio 1850 heeft verloren.

Op 1 januari 1809 staan er 17 inwoners ingeschreven in Wolfheze en in 1872 zijn dat er 16.[2] Bekende bebouwingen in deze tijd zijn: de woning bij de Tol, de boerderij-uitspanning Wolfhezen, het Jagershuis, boerderij Laag Wolfheze en de woning bij station Wolfhezen.

Op een kadastrale kaart van Gemeente Doorwerth van 1832 staan de volgende gegevens over de boerderij: perceel nummer 114 is Laag Wolfwezen! De eigenaar was Charles Bentinck Grave van Aldenburg, woonplaats Londen en rentenier van beroep. Het perceel betreft een huis en erf op een perceel grootte van 16.90 are. Mr. A.O.F. Bomblé Vatebender was de rentmeester in deze tijd en hij was verantwoordelijk voor de inkomsten en uitgaven namens de Graaf Bentinck.

De boerderij is de enige woning, in het verlaten gebied van Laag Wolfheze. Ander opvallend perceel is nummer 105. Dit is het eerder genoemde Het Kerkehok, de schaapskooi bij de Knollekamp. De omliggende percelen 113, 116 en 128 zijn bouwlanden. Wat ook opvalt is dat de weg vanuit Doorwerth langs de boerderij richting Wolfheze, stopt bij de kerkheuvel en aansluit op de heerweg tussen Arnhem en Wageningen, ook wel de Oude Schelmseweg genoemd. Helaas zijn van deze periode geen namen bekend van de bewoners van de boerderij, alleen van de eigenaar.

Klein Wolfhezen - Westenberg
Klein Wolfheze en omgeving, ca. 1850. Een tekening van George Pieter Westenberg uit het Gelders Archief.

Tekenaar G.P. Westenberg (1791-1873) maakte een mooie tekening van de boerderij. Komend vanuit Doorwerth zien we de boerderij aan de linkerkant, na 2 beken te zijn overgestoken. Dit zijn de Papiermolenbeek en de Wolfhezerbeek. De Papiermolenbeek was toen nog niet verlegd om samen met de Wolfhezerbeek onder het bruggetje te stromen. Verrassend is de schaapskooi ‘Het Kerkehok’ op deze tekening. Deze tekening is een bijzondere ontdekking omdat de naam ‘Klein Wolfheze’ niet eerder in verband is gebracht met die van ‘Laag Wolfheze’. Van Westerberg is bekend dat hij in 1816 een reis heeft gemaakt door Gelderland en Overijssel. Helaas is het jaar van deze tekening onbekend maar het is wel de oudste afbeelding van de boerderij die is gevonden.

De naam ´Klein Wolfheze´ werd in de tijd van de familie van Brakell gebruikt om de omgeving van de boerderij Laag Wolfheze aan te geven op kaarten e.d. Landgoed Groot Wolfheze lag op de gronden die oorspronkelijk aan de graven en later hertogen van Gelre toebehoorde, de zogenaamde Domeingronden. Dit werd later in verkleinde versie Hoog Wolfheze. Volgens Henk Hofman van Natuurmonumenten is de grens tussen deze twee landgoederen ook de oude grens tussen de oude gemeentes Doorwerth en Oosterbeek. Deze grenswal is nog duidelijk in het veld terug te vinden.

Medio 1840 zijn de benamingen Hoog Wolfheze en Laag Wolfheze verwisseld. Wat nu Laag Wolfheze heet, was oorspronkelijk steeds Hoog Wolfheze. Het Wildforstergoed (omgeving huidige Hotel Wolfheze) lag dus in Laag Wolfheze. Daar stond in de 18e eeuw ook het Arbeijders Huijs te Laag Wolfhezen met bewoners als Hendrick Janssen en Thijs Jonghans.[3]

Uitgever en archivaris Paulus Nijhoff uit Arnhem beschrijft in 1848 een ‘Geldersch’ reisje en doet Wolfheze aan. Hij staat: “midden op den grooten pas voltooiden straatweg” (Wolfhezerweg) en geeft de richting aan naar Laag Wolfheze. “Of begeef u, langs het Stationspad, een weinig meer oostwaarts van deze straatweg, naar de landhoeve Wolfheze, eene boerenwoning in een vruchtbaar dal gelegen. De wandeling langs de beek van Wolfheze mag onder de schoonste van dezen omtrek gerekend worden, zoo bevallig kronkelt deze zich langs een diepe bergkloof met schilderachtig hoogstammig geboomte omzoomd”.[4] Dus Nijhoff liep in 1848 over het Stationspad langs boerderij Laag Wolfheze wat volgens hem een boerenwoning was. Die bergkloof was de niets meer dan de bult naar de Wolfhezerheide.

Van het jaar 1888 is de naam van één bewoner van Laag Wolfheze bekend en ook uitgebreid beschreven, namelijk Van den Hul. Deze Van den Hul wordt genoemd door Ir. H.J.H. Groneman, destijds civiel ingenieur te Oosterbeek. Groneman wil opgravingen verrichten op de kerkheuvel en komt in contact met een oude man, die jarenlang scheper (schaapsherder) onder Doorwerth was geweest. Deze zegsman was Van den Hul; “hij woonde in ‘t gindsche huisje aan de beek bij de Wodanseiken”. Volgens Van den Hul was hij getuige van een eerdere opgraving in 1846. Toen woonde hij al op Laag Wolfheze. Op verzoek van de grondeigenaar moest Baron van Brakell deze poging toen staken. 

In Eigen Haard uit 1894 staat een artikel over de Bouwval Wolfhezen, geschreven door H.J.H. Groneman. Hij schreef: “dat hij beloofde aan Van den Hul terug te zullen komen en hij (Van den Hul) zei, dat ik hem hier altijd kon vinden en hij mij dan alles nader vertellen zou. Ik zou hem nooit weder zien. Zijn mijne inlichtingen juist, dan haalde de influenza hem uit de heide”.[5] In Nederland heerste er een influenza pandemie van december 1889 tot januari 1890.

“Eindelijk kwam ik (H.J.H. Groneman) in ’t laatst van Augustus 1892 met den zoon van wijlen den oude herder (Van den Hul) op de puinhoop, ook door hem ‘Het Oude Klooster’ genoemd”.[6]

Dus Van den Hul heeft na 1888 niet meer lang geleefd. Het beroep van Van den Hul was schaapsherder maar waar stond dan de schaapskooi als hij op Laag Wolfheze woonde? Is dat misschien Het Kerkehok geweest? Volgens Groneman was Het Kerkehok in 1892 al in vervallen toestand.[7]

Van Peter van den Hul uit Bennekom (geboren 1818) is bekend dat hij te (gemeente) Doorwerth schaapsherder was en dat hij op 71 jarige leeftijd op 18 juli 1890 was overleden te Doorwerth. Deze Peter van den Hul was in 1850 getrouwd met Cornelia Aartsen en ze kregen 5 kinderen. Later is hij in 1860 hertrouwd met Aartje Konstapel.

Rut van den Hul heeft ook op Laag Wolfheze gewoond. Ir. H.J.H. Groneman heeft hem daar in 1892 ontmoet en vermeld dit in zijn aantekeningen. “Ik besloot toen zijn zoon, die nog in ’t zelfde huisje woonde, op te zoeken.” [8] Rut was in 1884 getrouwd met Aaltje Van de Berg (1854-1903) en zij kregen 7 kinderen. Rut was al op 38 jarige leeftijd overleden, een jaar na zijn laatste ontmoeting met Groneman in 1892.

Charles Dankmeijer Klein Wolfheze
Schilderij van Charles Dankmeijer, Klein Wolfheze 1896-1898, part. collectie.

In de periode 1896-1898 werd Laag (Klein) Wolfheze ook bewoond door Hendrik Broekhuizen. Het was toen waarschijnlijk geen boerderij meer maar een tweegezinswoning voor bosarbeiders in dienst van de familie van Brakell, de verpachters.

[1] Demoed, E.J. Van een groene zoom aan een vaal kleed (1974)

[2] Demoed, E.J. Van een groene zoom aan een vaal kleed (1974)

[3] Demoed, E.J. Van een groene zoom aan een vaal kleed (1974)

[4] Nijhoff, P.  Een Geldersch reisje van Amsterdam (1848)

[5] Groneman, H.J.H. De Bouwval te Wolfhezen, gepubliceerd in Eigen Haard (1894)

[6] Groneman, H.J.H. De Bouwval te Wolfhezen, gepubliceerd in Eigen Haard (1894)

[7] Groneman, H.J.H. Verslag van opgravingen te Wolfhezen (1893)

[8] Groneman, H.J.H. Verslag van opgravingen te Wolfhezen (1893)